Middenbouw

Bewegend leren in de middenbouw

Bekijk onderstaand de achtlesideeën voor de middenbouw.

Benodigdheden: Stoepkrijt
Plaats: Schoolplein
Speluitleg: De kinderen schrijven op de grond de getallen 1 t/m 10. De leerkracht roept een getal en de kinderen moeten dit getal dan wegkrassen
Variatie: De getallen 11 t/m 20 worden op de grond neergezet. De leerkracht roept nu een van deze getallen en die moeten de kinderen wegstrepen.

Benodigdheden: Papier met de cijfers 1 t/m 10
Plaats: Schoolplein
Speluitleg: Op het schoolplein worden de cijfers 1 t/m 10 opgehangen. De Leerkracht roept verschillende uitspraken, voorbeelden hiervan zijn;
Ik wil 10 snoepjes maar ik heb er maar 5, hoeveel moet ik er nog krijgen?
Ik heb 5 euro en ik koop een broodje van 2 euro. Hoeveel euro heb ik nog over?
Ik heb 8 koekjes in mijn hand. 4 mensen willen hier er een van. Hoeveel heb ik dan nog over?
De kinderen beantwoorden de vragen door naar het juiste getal te lopen.

Benodigdheden: Twee dobbelstenen en een willekeurig voorwerp op het plein
Plaats: Schoolplein
Speluitleg: De kinderen krijgen twee dobbelstenen. Deze moeten beide gegooid worden. De twee getallen die hier uit komen worden bij elkaar opgeteld en zo veel rondjes moeten de kinderen om een bepaald voorwerp op het schoolplein heen rennen.

Benodigdheden: Woorden op papier of met stoepkrijt
Plaats: Schoolplein
Speluitleg: Op de grond worden woorden neergelegd (op papier of met stoepkrijt). De kinderen moeten hier op hinkelen. Zodra ze op het woord komen spreken ze deze uit.

Benodigdheden: Hoepels en letters
Plaats: Schoolplein
Speluitleg: Op de grond liggen allemaal hoepels met verschillende letters erin. De kinderen moeten van deze letters een woord maken.

Benodigdheden: Hoepels en woorden
Plaats: Schoolplein
Speluitleg: Er liggen overal hoepels met woorden erin. De kinderen moeten door middel van de woorden uit de hoepels te halen een zin maken.

Benodigdheden: Plaatjes met verschillende voorwerpen
Plaats: Schoolplein
Speluitleg: De leerkracht zorgt voor genoeg afbeeldingen van verschillende voorwerpen. Denk aan groente, fruit, vervoersmiddelen etc. De leerkracht houdt een plaatje omhoog en de kinderen die denken dat ze weten wat het betekend zet een stapje naar voren.

Speluitleg: Eerst wordt er een lijn uitgezet. Die lijn staat 20 meter van de plek waar de leerkracht begint. Om te beginnen gaan de kinderen op een lijn staan en ze staan allemaal 1 meter van de leerkracht vandaan. De leerkracht laat met zijn handen een getal zien. De kinderen die het getal goed raden mogen een stapje naar achteren zetten. Je hebt gewonnen als je 20 meter ver weg bent. Wanneer je een fout antwoord geeft moet je een stapje terug zetten.